Naar de content

Langer thuis in eigen huis

Zorg voor morgen: zelfredzaamheid stimuleren

EyeEm voor Freepik

De druk op de gezondheidszorg neemt de komende jaren enorm toe. In de serie Zorg voor morgen onderzoeken we hoe we de zorg werkbaar kunnen houden. Deze aflevering: langer zelfstandig blijven.

Op een koude, heldere vrijdagmiddag in januari heb ik met ergotherapeut Evelien Wieërs afgesproken bij zorgorganisatie Mijzo. Meteen als ik de dubbele schuifdeuren door ben, komt de geur van groentesoep mij tegemoet. In de grote eetzaal zitten tientallen ouderen te lunchen, verdeeld over kleine tafels. Zodra Wieërs ook in de hal staat, leidt ze me via de trap naar de personeelskamer van de zorginstelling op de eerste verdieping. Daar vertelt ze over het programma Langer Actief Thuis, dat in 2021 met een pilot van start is gegaan.

Het aantal ouderen in Nederland neemt de komende jaren toe. Maar er is niet zomaar extra zorgpersoneel beschikbaar. Wanneer ouderen veelal afhankelijk worden van thuiszorg of verpleeghuizen, kan dat problemen opleveren. “Bovendien is de houding van ouderen de laatste jaren veranderd”, legt Wieërs uit. “Vroeger wilden ze op hun oude dag graag verzorgd worden, nu willen ze liever zo lang mogelijk zelfstandig blijven.”

Tijdelijk

Ouderen die bij de zorginstelling voor het eerst wijkverpleging aanvragen, doen vrijwel allemaal automatisch mee met het programma. Wieërs probeert dan samen met een collega wijkverpleegkundige binnen een week langs te gaan. “Dan vertellen we dat het de bedoeling is dat de wijkverpleging tijdelijk is. En dat iemand na een paar weken weer zoveel mogelijk zelfstandig moet doen.” Een deel van de mensen schrikt daar volgens Wieërs in eerste instantie van. “Maar wanneer het toch niet lukt om bepaalde taken zelf uit te voeren, krijgt iemand de zorg die hij of zij nodig heeft.”

Tijdens het eerste gesprek stelt Wieërs samen met de wijkverpleegkundige en met de cliënt doelen vast. “Dat zijn vaak taken in het huis of hobby’s die mensen altijd deden, maar plotseling niet meer gaan.” In maximaal twaalf weken proberen ze met een multidisciplinair team de cliënt hier zo goed mogelijk bij te ondersteunen. Hiervoor werken ergotherapeuten samen met fysiotherapeuten en medewerkers van het wijkteam.

“We werken met een gedeeld plan, dat voor alle zorgverleners inzichtelijk is.” Als Wieërs opmerkt dat iemand een taak weer zelf kan, dan schrijft ze dat in iemands persoonlijke plan. “Dan weet de wijkverpleging meteen dat iemand daar geen hulp meer bij nodig heeft. En kan diegene die taak blijven oefenen.” Op deze manier vergroot de kans dat een oudere taken weer volledig onder de knie krijgt.

Thee zetten

Deze middag heeft Wieërs een afspraak bij meneer Van Duuren (84), die op loopafstand van de zorginstelling woont. Door een ongelukkige val en een daarop volgende operatie raakte hij in november plotseling een deel van zijn zelfstandigheid kwijt. Hij heeft het programma net afgerond, en Wieërs komt controleren hoe het nu met hem gaat. We bellen aan bij de onlangs opgeleverde nieuwbouwwoning en mevrouw Van Duuren nodigt ons uit om binnen te komen.

In de woonkamer loopt meneer Van Duuren ons tegemoet en vraagt of we een kop thee lusten. “Lukt het weer om zelf thee te zetten?”, vraagt Wieërs hem. “Ik zou graag zien hoe dat gaat.” Waarna meneer Van Duuren de waterkoker aanzet, theezakjes in de glazen theemokken doet en het hete water inschenkt. Dan brengt hij de mokken een voor een naar de eettafel, waar hij ze zorgvuldig op de onderzetters plaatst. “Dat ziet er soepel uit”, constateert Wieërs.

Wanneer ook hij aan de eettafel zit, bladert Wieërs door haar notitieblok. Op zoek naar de juiste pagina. “Welk cijfer geef je jezelf nu voor lopen?”, begint ze. Hij denkt even na, en besluit dan: “Een acht.” Dan vervolgt Wieërs: “En ben je daar tevreden mee?” Een voor een neemt ze op soortgelijke wijze de andere doelen door die hij voor zichzelf heeft opgesteld, waaronder zelfstandig douchen en boodschappen doen. “De boodschappen doen we nu vaak samen. En dat gaat prima toch?”, vraagt hij opzij kijkend naar zijn vrouw. Die knikt instemmend. “Jazeker.”

Vrijheid

Aankleedstokken, potopeners, toiletverhogers, medicatiedispensers en sokaantrekkers. Je kunt het zo gek niet bedenken, of er bestaat een hulpmiddel voor. Deze kunnen ouderen gebruiken om bepaalde taken gemakkelijker zelfstandig uit te voeren. Wieërs raadt ouderen regelmatig dergelijke hulpmiddelen aan. “Maar het liefst zoek ik samen naar creatieve oplossingen. Soms is de volgorde van handelingen aanpassen, of spullen vooraf klaarleggen al voldoende. Dan hoeft iemand geen extra spullen te kopen.”

Ook bij Van Duuren bleek een andere volgorde veel verschil te maken. Hij heeft zich nu aangeleerd om na het douchen eerst zijn sokken aan te doen. En pas daarna zijn onderbroek en broek. “Dan hoef ik maar één keer op te staan”, vertelt hij enthousiast. “Nu zorg ik dat mijn kleren in de juiste volgorde klaarliggen voordat ik ga douchen. Dat maakt het een stuk gemakkelijker.”

Als het lukt om een deel van de ouderen hun zelfstandigheid terug te geven, bespaart dat op de lange termijn kosten

— Evelien Wieërs

Van Duuren is zeer tevreden over de vooruitgang die hij de afgelopen weken heeft geboekt. “Dat ik nu weer zoveel zelf kan, had ik een paar weken terug niet verwacht. Dat had mijn arts ook niet verwacht.” Ook zijn vrouw is tevreden. In één woord vat ze samen wat het programma hen heeft opgeleverd: “Vrijheid.” Op dagen dat de wijkverpleging haar man kwam helpen met douchen, planden ze de hele ochtend geen afspraken in. “Je weet nooit zeker hoe laat de wijkverpleging komt, en hoe laat hij klaar was om te vertrekken”, vertelt ze. Nu hij weer zelfstandig kan douchen is dat geen obstakel meer.

Besparing zorgpersoneel

Inmiddels hebben een paar honderd Brabantse ouderen meegedaan aan het programma. Van de bijna tweehonderd ouderen die in 2023 deelnamen, kreeg ruim de helft zijn of haar zelfstandigheid volledig terug. En nog eens 21 procent had aan het einde minder zorg nodig dan aan de start van het programma. De overige deelnemers hadden evenveel zorg nodig of gingen achteruit. “Het blijft een kwetsbare groep, dus het kan altijd gebeuren dat iemand toch meer zorg nodig heeft”, licht Wieërs toe.

De inzet van verschillende zorgprofessionals is op korte termijn een investering. “Maar als het lukt om een deel van de ouderen hun zelfstandigheid terug te geven, bespaart dat op de lange termijn kosten.” Hoe lang ouderen na het programma gemiddeld hun zelfstandigheid behouden, weet Wieërs niet. “Deze ouderen komen niet automatisch een tweede keer weer bij ons terecht. Dat is vaak afhankelijk van welke arts hen doorverwijst. Daarom hebben we hier geen exacte cijfers van.” Desondanks is ze ervan overtuigd dat het geld en zorgpersoneel bespaart. “En de mensen zelf krijgen hun vrijheid en zelfstandigheid terug. Dat is het belangrijkste.”